Reisinspiratie: Een roadtrip door Normandië en Bretagne
Een leuke autovakantie dicht bij huis, daar is iedereen weleens naar op zoek, zo ook ikzelf. Al snel ontdekte ik...
De Route des Grandes Alpes, oftewel de Alpenroute, staat bekend als een van de mooiste en indrukwekkendste bergwegen en delen daarvan keren jaarlijks weer terug in de Tour de France. Met 684 kilometer van Thonon les Bains naar Nice is het een paradijs voor autorijders, motorrijders en fietsers. Het is een uitdagende, maar o zo mooie route, waar je van verbazing naar verbazing rijdt. Over smalle wegen, door rivierkloven, over hoge bergpassen, langs pittoreske dorpjes en glinsterende bergmeren. Aan afwisseling is er geen gebrek op de Alpenroute.
Meestal is de Alpenroute volledig geopend van begin juni tot en met oktober. Het idee was om de gehele route te rijden met als startdatum 1 juni en onderweg te kamperen. Dit idee hebben we aan de kant geschoven, omdat de bergpassen in het noordelijke deel van de Alpenroute waarschijnlijk niet allemaal open zouden zijn begin juni vanwege een strenge, lange winter. Toen ontstond het idee om het zuidelijke deel te rijden, vanaf Briançon, en voorafgaand deze reis een weekje in Vallée de la Clarée te verblijven, een bloedmooie, doodlopende vallei waar ik al een tijdje naartoe wilde.
Onze roadtrip op het zuidelijke deel van de Alpenroute begint bij Col du Lautaret, een top van 2058 meter hoog waar de auto ons al slingerend door de vallei en door de bergen naartoe brengt. Voor we de col bereiken rijden we langs het dorp La Grave en het bergmassief La Meije, omringd door ruige pieken met witte toppen. Bij de col stappen we even uit en ik ben gelijk geraakt door de schoonheid van deze bergen. De vroege zomer, wanneer de bergen al zo groen zijn, maar wanneer de bergtoppen nog bedekt zijn met een laagje poeder is en blijft een magisch gezicht. Iets verderop bloeien al een aantal alpenbloemen en ik maak een foto van de kleine, paarse violen die dansen tussen het gras in de wind. De Col heeft ook een botanische tuin. Het schijnt best leuk te zijn, maar wij slaan een bezoek over want we kunnen niet wachten om eindelijk onze eindbestemming te bereiken. Hiervandaan volgt de afdaling door de Serre Chevalier vallei langs allerlei wintersportgebieden. Aan het einde van de vallei verschijnt Briançon, omgeven door robuuste muren en immense forten, het meesterwerk van meneer Vauban, die hier vroeger heel veel werk heeft laten verrichten.
We wijken iets van de Alpenroute af en rijden verder naar Vallée de la Clarée, de plek waar we gedurende zes dagen kamperen. Deze vallei staat bekend als een wonderschone en zonnige vallei. Ironisch genoeg hebben wij hier zes dagen lang niet meer dan 6 uur zon gehad. Volgens de lokale bevolking was dit echt uitzonderlijk. De rivier Clarée, die zijn oorsprong hoog in de bergen heeft aan het einde van deze doodlopende vallei, blijven we alsmaar volgen. Het water staat hoog vanwege het smeltwater, maar ook omdat het veel heeft geregend. In de vallei gebeurt bijna alles buiten. Je kunt er fietsen en er zijn ontelbare wandelpaden die naar verbluffende plekjes leiden zoals bergmeren, hoge valleien en prachtige bossen. Verder bestaat de vallei uit allerlei kleine dorpjes en gehuchtjes. Het is een genot om de vallei te volgen, alsmaar hoger en langs deze knusse, typische gehuchtjes te rijden. De meeste huizen hier zijn gebouwd op traditionele wijze, met materialen als steen en hout. Iets verder, via Col de l’Échelle, ligt de Vallée Étroite. Een naam die deze vallei goed siert want het is inderdaad een smalle vallei. Een vallei waar je je zowel in Frankrijk als in Italië waant. Een Italiaans netwerk verschijnt op mijn telefoon en ook langs de weg doemen bordjes op in het Italiaans. Toch is dit Frankrijk. Verwarrend maar logisch, want dit deel hoort pas sinds de tweede wereldoorlog bij Frankrijk. De natuur in en rondom deze valleien is waanzinnig mooi. Vallée de la Clarée en Vallée Étroite zijn puur, ruig en authentiek. Het zijn droomplekken voor natuurliefhebbers en actieve reizigers.
Lees hier meer over Vallée de la Clarée
Vanuit Briançon vervolgt de route zich over een aaneenschakeling van bergpassen, tot aan Barcelonnette. De eerste col, en misschien wel de meest bekende onder fietsliefhebbers, is Col de l’Izoard (2360 meter). Binnen ongeveer een uur staan we boven op deze iconische bergpas en kijken we uit over de bochtige wegen die ons ernaartoe hebben geleid. Het landschap is haast buitenaards. Begroeiing is hier schaars. Een leeg, ruig en rotsig landschap heet ons welkom. En hier blijft het niet bij. De weg aan de andere kant van de bergpas leidt door een even bijzonder gebied, het gebied van la Casse Déserte. Wederom slingert de weg zich door een rotsig landschap met hoge, puntige rotsformaties, steile hellingen en diepe afgronden. Op deze hoogte is de bewolking sterk aanwezig en de mist omsluit de hoogste toppen. Een grillig aanzicht dat heel mysterieus aandoet. We waren van plan om naar een meertje te wandelen vanuit Col de la Platrière, maar met de dichte mist zit het er niet in.
De reis gaat verder door het dal, langs een paar dorpjes om uiteindelijk via de Gorges du Guil, een rotsige rivierkloof, bij Guillestre uit te komen. Hiervandaan gaat de weg weer de hoogte in. Deze keer naar Col du Vars (2108 meter). De omgeving is hier groener dan groen en de klim gaat geleidelijk. Boven op de bergpas is het grijs en grauw en dus maak ik een vluchtige foto voordat ik de auto weer induik. Toch kun je zien hoe mooi het hier is en op een zonnige dag zou ik hier graag willen wandelen. De afdaling vervolgt zich door een groenrijk berggebied, langs het schilderachtige dorpje Saint-Paul-sur-Ubaye. Niet veel verder is Barcelonnette in zicht.
Barcelonnette ligt op een steenworp van Lac de Serre-Ponçon en ik kan niet wachten om rondom dit schitterende stuwmeer te rijden. Op de valreep weet ik nog net enkele plaatjes te schieten van het spiegelgladde water, maar al snel barst de lucht open. Daarmee verandert het serene decor naar een onheilspellend landschap. De volgende dag is het zonnetje aanwezig en besluiten we een bergwandeling te maken. Op aanraden van het Office de Tourisme klimmen we naar Col de la Gardette. Een absolute aanrader, met vergezichten over de vallei, de bergen en het felgroene meer. En leuker nog, je bevindt je op een bergkam waar je je ogen uitkijkt.
Lees hier meer over wandelen naar Col de la Gardette
Barcelonnette is een groot dorp waar het leven aangenaam en rustig lijkt te verlopen. Het is niet meer dan een paar straten en een knus pleintje met gezellige restaurantjes en barretjes. Op een warme zaterdagavond speelt een oudere man live loungemuziek op het plein, wat een extra ontspannen, typisch Frans sfeertje geeft aan ons diner op het terras. Eerst was ik in de veronderstelling dat er een CD werd afgespeeld bij de wijnbar. En een kindje ook, want die verliet zijn stoel om even te gaan spieken.. Maar nee, in dit dorp gaat authenticiteit boven alles.
De volgende dag brengt de Alpenroute ons verder naar Roubion. De eerste Col die onze bolide moet trotseren is Col de la Cayolle (2326 meter). De weg ernaartoe is verbazingwekkend nauw en loopt eerst onderlangs een kleine, zeer smalle rivierkloof. Tijd om te stoppen is er niet. Concentratie is een must op deze uitdagende weg en met een auto achter je en fietsers die je regelmatig moet passeren laat ik die fotostop liever achterwegen. Later klimt de weg een groene vallei in om vervolgens bij de col terecht te komen. Op relatief korte afstand van de col staat een verkeersbord langs de weg met daarop afgebeeld.. marmotten. Het bord liegt niet. Vanaf dit punt zien we alsmaar marmotten rondhuppelen. Langs de weg, in de besneeuwde weides en soms op de weg. Wat een schattige dieren zijn het. Vanaf Col de la Cayolle kun je een gave rondwandeling doen, een circuit langs verschillende meren. Helaas voor ons is er teveel sneeuw, waardoor we slechts een deel van de wandeling doen. Al wandelend zien we speelse marmotten door de gras en sneeuwhellingen rennen. Af en toe verstoppen ze zich in hun holletjes onder de sneeuw. Op 10 juni waren de meren nog volledig bedekt met ijs en sneeuw en de weides grotendeels ook. In plaats van een groen, rotsig landschap en glinsterende bergmeren heet een desolaat landschap ons welkom. Een mix van kale, rotsige en besneeuwde berghellingen. Na 2 uur rondwandelen rijden we verder richting het dal. Hier bevind je je in het Parc du Mercantour. Een divers berggebied met omvangrijke bossen, groene valleien, rotsige gletsjerlandschappen, maar ook het mediterrane komt steeds meer naar voren in het landschap.
Via Entraunes belanden we in Guillaumes. Hier wijken we af van de Alpenroute om de Gorges de Daluis te bekijken. Deze route is echt de moeite waard om te rijden. Het brengt je langs een schitterende rotskloof uitgesleten door de rivier en biedt prachtige, duizelingwekkende uitzichten op de rode omringende kliffen. Heel even beland je in een totaal andere wereld. Een wereld van kronkelende weggetjes, tunnels en diepe afgronden. Het voelt soms alsof je in een pretparkattractie zit. Dan rijd je door een tunnel, dan weer door een open landschap en dan volgt weer een scherpe bocht. En zo gaat het alsmaar door. Het landschap staat in vuur en vlam en de klaprozen die volop in bloei staan geven de omgeving een nog vrolijker tintje. En dan, als je denkt dat je de slingerweggetjes (eindelijk!) achter je hebt liggen, is het tijd voor de laatste beklimming richting Roubion, via Col du Vasson (1662 meter), net voor het skidorpje Valberg. Valberg vond ik niet heel sfeervol, maar het iets lager gelegen Beuil heeft wel een mooie, oude kern. Na deze veelzijdige rit en een klim over een laatste bergpas, Col de la Couillole (1678 meter), komt Roubion tevoorschijn, te midden van een magnifiek decor.
Roubion, mijn coup de coeur. Wat een verschijning, daar tegen de rotswand aan, uitkijkend over een diepe, groene vallei. Hier neem je alle tijd om door de oude steegjes te dwalen en om van de vergezichten te genieten. In de omgeving bezoeken we het dorpje Beuil, het oudste wintersportdorpje van de Alpes Maritimes, vanwaar je goed zicht hebt op de vallei, waar de Gorges du Cians beginnen. Omdat we er toch zijn, plakken we een rit door de Gorges du Cians aan onze kleine roadtrip vast. De rotsen van deze kloof zijn rood, net als de Gorges de Daluis die we een dag eerder bezochten. Het is leuk om erdoorheen te rijden, maar ik vond ze minder spectaculair dan de Gorges de Daluis. De weg door de Gorges de Daluis is dan ook meer op hoogte, terwijl de weg door de Gorges du Cians de onderkant van de kloof volgt. De dag sluiten we af door in Roubion een rondwandeling te maken langs verschillende gehuchtjes, met als kers op de taart een prachtig uitzicht op het pittoreske bergdorpje. Roubion heb ik na een dag in mijn hart gesloten.
Lees hier meer over Roubion en omgeving
Dit deel van de Alpenroute gaat wederom via een ongelofelijk smalle weg. Een weg waar je stiekem hoopt dat er geen auto’s achter de bocht komen kijken. Een beetje eng, maar vooral heel leuk, dat is waar de Alpenroute voor staat. Eenmaal afgedaald tot in het dal en het dorpje Saint-Sauveur-sur-Tinée gepasseerd klimt de weg via Valdeblore hoger de bergen in, om vervolgens af te zakken naar Vallée de la Vésubie. Een schitterende, groene vallei, waar hoge bergen en een reeks kleurrijke dorpjes met glitterkoepels je opwachten. De gekleurde koepels van de kerken glinsterden in de zon, daarom gaf ik ze de bijnaam “glitterkoepels”. Deze vrolijke dorpjes vormen een fel contrast met de groene bergwanden waarmee ze omringd worden. Daarnaast doet dit deel van de Alpen al veel mediterraner aan. En heel andere look and feel. Je voelt echt dat je op slechts een uurtje rijden van de kust bent. Een must is een kort bezoek aan Saint-Martin-Vésubie, waar het water via een gootje midden in de smalle straatjes naar beneden stroomt, opgevolgd door een bezoek aan het hooggelegen Venanson, wat wij deden op aanraden van de B&B eigenaresse. Dit dorpje ligt bovenop een rotsige bergkam op 1164 meter hoogte en is het hoogste dorpje van de Vésubie vallei. Andere leuke dorpjes om te bezoeken zijn Belvédère of La Bollène-Vésubie, allebei gelegen hoog op een berg.
Maar deze vallei is meer dan sierlijke dorpjes. Hoger in de vallei zijn er diverse wandelmogelijkheden vanaf Refuge de la Madone de Fenestre of Le Boreon. Dit stond hoog op het lijstje, maar omdat het weer erg wisselvallig was hebben we alleen dorpjes bezocht. Voordat we in Sospel aankomen bedwingen we de laatste grote col, Col de Turini (1607 meter). Op de bergpas zien we een kudde koeien met kleintjes de weg oversteken, een leuke verrassing, maar er staat ook een reeks toffe retro autootjes op de parkeerplaats. De weg naar de col gaat over bochtige, soms smalle weggetjes en de lange afdaling des te meer. In Sospel belanden we weer in de bewoonde wereld. Of tenminste, iets wat weer op de bewoonde wereld lijkt, na twee dagen in het stille, afgelegen Roubion.
We verblijven in Sospel en wandelen meerdere malen door het dorp. Er is van alles te zien in dit vredige dorpje. De Pont Vieux, het middelpunt en hoogstwaarschijnlijk de meest gefotografeerde plek van het dorp, maar ook de oude straatjes met hoge gebouwen. Kleurloze gebouwen met hier en daar vrolijke façades en pleintjes vol architecturale hoogstandjes die ieder een omweg waard zijn. Niet te missen als je in Sospel verblijft zijn de nabijgelegen valleien Vallée de la Roya en Vallée des Merveilles. In Vallée de la Roya liggen meerdere bijzondere dorpjes, met ieder een eigen sfeer. Hoog tegen een bergwand aan, aan het einde van een vallei of in een dal. Het is een genot om door ieder dorpje te struinen.
Lees hier meer over Sospel en de dorpjes in Vallée de la Roya
De Alpenroute reden wij tot Menton. Een stad die mij helaas niet wist te charmeren. Zo jammer. Deze stad stond al een tijdje op mijn verlanglijstje en juist de ligging langs de kust en aan de voet van de Mercantour sprak mij aan. Wellicht was het omdat ik al die tijd in de rustige bergen verbleef. Deze stad werd mij waarschijnlijk ineens te druk. Maar dat niet alleen. Het oude, kleurrijke stadsdeel vond ik best mooi, en het uitzicht op de zee vanaf de begraafplaats (een bezienswaardigheid in Menton) was prachtig, maar meer dan dat was het niet voor mij. Nog een minpuntje was dat het erg benauwd was terwijl het niet eens zo warm was, en ik rook en voelde vervuiling in de lucht. Of dit uitzonderlijk was weet ik niet, maar het gaf mij een allesbehalve prettig gevoel. Op de terugweg richting de vreedzame bergen merkte ik dat de lucht zuiverder werd. Letterlijk en figuurlijk een verademing.
Hoewel we de route niet afreden tot aan Nice (in plaats daarvan reden we een stukje péage om daarna binnendoor te rijden via Route Napoléon) heb ik Monaco, Èze en Nice wel een paar jaar geleden bezocht. Allemaal mooie plekjes waar je eens geweest moet zijn. Monaco voor het mondaine sfeertje. Nice voor de kleurrijke, sfeervolle stad en prachtig uitzicht vanuit het Colline du Château. En tot slot het middeleeuwse Èze vanwege de oude, smalle steegjes en grandiose ligging boven de Mediterranée.
De Alpenroute was soms lief, soms ontzettend uitdagend, maar vooral magisch mooi. Splendide, sublime! zoals de Fransen zouden zeggen. En terecht, niets hierover is gelogen. De Alpenroute staat gelijk aan verpletterende natuurschoonheid, maar de pittoreske dorpjes op de route weten je hart evengoed te stelen. Dorpjesliefhebbers, rustzoekers, natuurliefhebbers en actieve reizigers: deze route heeft voor ieder wat wils.
De roadtrip verlengen? Rijd dan noordwaarts via Route Napoléon
Volg Passie voor Frankrijk op Instagram voor een gezonde dosis Frankrijk inspiratie!
Join to Instagram
Oh wat leuk! Wij gaan deze zomer naar Zuid-Frankrijk en het lijkt ons echt fantastisch om langs de Route des Grandes Alpes te rijden om terug naar huis te keren. Zo hebben we ook echt iets aan onze terugrit! Ik ben benieuwd!